In deze blog vertel ik je over de verschillen tussen de westerse IK cultuur en de oosterse WIJ cultuur. In onze multiculturele samenleving is het wel eens lastig de ander, die uit een andere cultuur komt, te begrijpen.
Wij, uit de westerse cultuur ook wel de “ik-cultuur” hebben moeite ons te verplaatsen in de denkwijze van de oosterse cultuur, de “wij-cultuur”. Let wel : ¾ van de wereldbevolking wordt opgevoed in dit collectieve wij-systeem.
In onze cultuur gaat het vooral om de autonomie van de persoon. Individuele onafhankelijkheid , zelfbeschikking, zelfvervulling en privacy staan hoog in ons vaandel.
Daar tegenover staat de “wij-cultuur” waarin dit juist heel anders is. In deze “wij-cultuur” ontleent het individu zijn kracht aan de bijdrage die hij heeft aan het in stand houden van het systeem. Er word belang gehecht aan het in acht nemen van autoriteit en relationele afhankelijkheid.
In de “wij-cultuur “zijn dan ook duidelijke gezagsstructuren aanwezig.
Het verschil begint al bij het opvoeden van onze kinderen. Bij ons zien we dat de primary caretaker (de belangrijkste opvoeder) meestal de moeder is. Zij behoedt en beschermt de kinderen. Onze kinderen worden geleerd mee te denken, zelf te beslissen en een eigen mening te ontwikkelen. Het welzijn van onze kinderen straalt af op ons als ouders.
In de oosterse cultuur ligt de nadruk juist op het gezamenlijke. Er zijn verscheidene primary caretakers, (moeders, grootmoeders, tantes, zussen en broers) Er vormt zich een heel collectief rond het kind. De oosterse ouder neemt beslissingen buiten de kinderen om, overleg met kinderen wordt niet gevoerd en hun mening wordt niet op prijs gesteld. Op ons komt dit waarschijnlijk enigszins autoritair over.
Je zou kunnen zeggen dat de taak van westerse kinderen is om gelukkig te zijn en voor kinderen uit de oosterse-cultuur is de primaire taak de ander gelukkig te maken.
Hiermee kunnen (Oosterse) ouders ook kwetsbaar zijn door hun kinderen. Bijvoorbeeld wanneer ze controle, autoriteit en eer verliezen. De kinderen worstelen met hun identiteit in een “vreemd” land. De “need to belong” (ergens bij te horen) en tegelijk ook de ” need to be different” (de behoefte om anders te zijn) speelt hierbij een rol. En de vader die zich tegenover de familie geen gezichtsverlies kan permitteren.
Over etniciteit onder Nederlanders: In Nederland zijn altijd al verschillen geweest tussen mensen uit de stad en mensen van het platteland. “Ons soort mensen”:-) Mensen uit het platteland vinden elkaar en mensen uit de stad vinden elkaar.
Zo blijkt bijvoorbeeld dat Friezen en Limburgers net zo etnisch zijn tegenover Randstedelingen als Marokkanen en Turken tegenover Nederlanders… of Rotterdammers tegenover Amsterdammers.
Etniciteit is een beleving. Etniciteit krijgt kleur of betekenis als we deze beleven in een vreemde, vijandige omgeving. Maar ook bijvoorbeeld tijdens een EK wedstrijd van het Nederlandse elftal.de
Geef een reactie